NHG-grens 2024 vastgesteld

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is een vangnet voor mensen, die door bijzondere omstandigheden hun hypotheeklasten niet meer kunnen betalen. Een bijkomend voordeel van de NHG is dat vaak een lagere rente van toepassing is dan zonder de garantie. De NHG geldt niet onbeperkt, maar tot een jaarlijks vastgestelde woningwaarde. De NHG-grens is voor 2024 vastgesteld op € 435.000. In 2023 bedraagt de NHG-grens € 405.000. De NHG-grens ligt hoger wanneer aanvullende energiebesparende voorzieningen worden meegefinancierd. In dat geval is de NHG-grens € 461.100. Voor de NHG moet eenmalig een provisie van 0,6% over het bedrag van de lening worden betaald.

De NHG-grens gold tot 2023 als maatstaf voor het aanmerken van een koopwoning als betaalbaar. Door de sterke stijging van de NHG-grens zijn de NHG-grens en de betaalbaarheidsgrens inmiddels losgekoppeld. De betaalbaarheidsgrens bedraagt € 355.000 in 2023. Na indexatie bedraagt de betaalbaarheidsgrens in 2024 € 390.000.

Belastingplan 2024 door Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2024 aangenomen. Dat ging niet zonder slag of stoot, getuige het grote aantal aangenomen amendementen waarmee de oorspronkelijke voorstellen zijn gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Inkomstenbelasting

  • Het hoge tarief in box 2 bedraagt per 1 januari 2024 niet 31% maar 33%.
  • Het maximumbedrag van een schuld aan de eigen vennootschap (excessief lenen uit de eigen bv) wordt per 1 januari 2024 verlaagd van € 700.000 naar € 500.000.
  • Het tarief in box 3 gaat per 1 januari 2024 naar 36%.
  • De tabelcorrectiefactor wordt verlaagd naar 1,094941. De hoogste tariefschijf voor de loon- en inkomstenbelasting begint daardoor bij een bedrag van € 75.518. De verlaging van de correctiefactor heeft ook gevolgen voor de arbeidskorting.
  • De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 13,31%.
  • De vrijstelling voor groen sparen en beleggen in box 3 wordt per 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000.
  • De IACK wordt afgebouwd in negen stappen, ingaande per 1 januari 2027. De IACK blijft van toepassing voor alle ouders die voldoen aan de inkomens- en gezinsvoorwaarden, dus ook voor ouders van kinderen geboren na 31 december 2024. Per 1 januari 2035 zal de IACK zijn uitgewerkt.

Loonbelasting

  • De 30%-regeling wordt per 1 januari 2024 versoberd. Gedurende de eerste 20 maanden van de looptijd bedraagt de vrijstelling 30% van het belastbare loon, voor de volgende 20 maanden 20% en daarna gedurende maximaal 20 maanden 10%. De maximale looptijd van de regeling bedraagt 60 maanden. Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die in 2023 beschikken over een 30%-beschikking.

Werknemersverzekeringen

  • Het hoge tarief van de Aof-premie wordt verhoogd met 0,05%-punt.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

  • Van de waarde van een onderneming voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) boven het plafond van de volledige vrijstelling is per 1 januari 2025 75% vrijgesteld. Nu is dat nog 83%. In het wetsvoorstel was een verlaging naar 70% voorgesteld. De drempel van een indirect aanmerkelijk belang van 0,5%, als de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is, vervalt per 1 januari 2025.
  • Per 1 januari 2024 vallen aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken niet meer onder de BOR en de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting. De terbeschikkingstelling van landbouwgrond in het kader van voor teelten noodzakelijke vruchtwisseling op grond van een pachtovereenkomst is daarvan uitgezonderd. De voorwaarde dat een pachtovereenkomst is geregistreerd bij de grondkamer vervalt.

Vennootschapsbelasting

  • De voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek vervalt.

Dividendbelasting

  • De inkoopfaciliteit in de dividendbelasting vervalt per 1 januari 2025. Dit heeft tot gevolg dat de inkoop van eigen aandelen even zwaar wordt belast als het uitkeren van dividend.

Bankenbelasting

Beide tarieven van de bankenbelasting worden verhoogd. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat betrekking heeft op kortlopende schulden wordt verhoogd van 0,044% naar 0,058%. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat op langlopende schulden betrekking heeft, wordt verhoogd van 0,022% naar 0,029%.

Energiebelasting

  • De belastingvermindering wordt voor 2024 verhoogd en bedraagt dan € 521,78 (exclusief omzetbelasting).
  • De afschaffing van de vrijstelling duaal verbruik en non-energetisch gebruik kolen wordt vervroegd van 2028 naar 2027.
  • Het energiebelastingtarief voor walstroom wordt vanaf 2024 in tien jaarlijkse stappen verhoogd. Daarmee wordt de verlaging van het energiebelastingtarief op elektriciteit in de eerste schijf gefinancierd.
  • Het afbouwpad voor het verlaagde tarief voor de glastuinbouw wordt verlengd naar tien jaar. Ter dekking komt er in 2025 een CO2-heffing voor de glastuinbouwsector.

Vliegbelasting

Per 1 juli 2024 wordt het maximaal toegelaten startgewicht voor de vliegbelasting verlaagd naar 4.000 kilogram. Vliegtuigen, die worden ingezet als sproei-, les- of ambulancevliegtuig kunnen bij AMvB worden uitgezonderd van de vliegbelasting.

Kansspelbelasting

Het tarief voor de kansspelbelasting wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 29,5 naar 30,5%.

Inzagerecht

  • Een belastingplichtige of inhoudingsplichtige krijgt een recht op inzage in zijn fiscale dossier. Op een verzoek om inzage wordt gereageerd bij voor bezwaar vatbare beslissing. De fiscale geheimhoudingsplicht geldt niet voor inzage in het eigen dossier.

Accijns

  • De huidige accijnskorting voor benzine, diesel en LPG geldt ook in 2024. De jaarlijkse indexatie wordt per 1 januari 2024 niet toegepast.
  • De voorgestelde verhoging van de accijns op alcohol met 16,3% wordt nagenoeg gehalveerd. Het accijnstarief op tabak wordt verhoogd.

Proceskostenvergoeding

De voorgestelde maatregelen betreffende proceskostenvergoedingen voor de WOZ en de bom worden ook toegepast op administratiefrechtelijke sancties in verkeerszaken.

Bandbreedte uurloon jeugd-LIV 2023

Een werkgever komt in aanmerking voor het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd-LIV) als het gemiddelde uurloon van een jonge werknemer binnen de voor zijn leeftijd geldende bandbreedte valt. De bandbreedte kent een onder- en een bovengrens. Deze grenzen zijn afhankelijk van de hoogte van het minimumjeugdloon en worden jaarlijks vastgesteld. De bedragen worden afgeleid van het gemiddelde van het minimumuurloon per 1 januari en per 1 juli van een kalenderjaar.

Voor het kalenderjaar 2023 zijn de bedragen van de onder- en bovengrens als volgt vastgesteld:

Leeftijd bereikt op 31-12-2022 ondergrens  bovengrens
 20 jaar  € 9,79  € 12,04
 19 jaar  € 7,34  € 10,89
 18 jaar  € 6,12  €   8,17

Verrekening opleidingskosten toegestaan bij niet verplichte scholing

Een werkgever en een werknemer zijn een studiekostenregeling overeengekomen. Volgens deze regeling diende de werknemer een deel van de kosten van een door hem gevolgde opleiding aan de werkgever te vergoeden bij voortijdige uitdiensttreding. De overeenkomst vermeldde de kosten van de opleiding en de periode waarin de werkgever baat heeft van de tijdens de studie verworven kennis en vaardigheden. De terugbetalingsverplichting verminderde naar evenredigheid van het verstrijken van deze periode. De regeling vermeldde verder dat de kosten alleen hoeven te worden terugbetaald wanneer de arbeidsovereenkomst door toedoen van de werknemer voortijdig zou worden beëindigd.

Na de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer maakte de werkgever aanspraak op terugbetaling van het restant van de studiekosten. De werknemer bestreed dat. De rechtbank is van oordeel dat de werkgever de studiekosten terecht heeft verrekend met loonbedragen van de werknemer. De studiekostenregeling was duidelijk en voldeed aan de daaraan gestelde eisen. De door de werknemer gevolgde opleiding was geen verplichte scholing. Deelname aan de opleiding was vrijwillig en niet vereist om het werk te kunnen uitvoeren.

Bouwterrein of niet?

Voor bouwterreinen geldt een uitzondering op de vrijstelling van omzetbelasting voor de levering van onroerende zaken. Een bouwterrein is onbebouwde grond, die is bestemd om te worden bebouwd met een of meer gebouwen. Volgens uitleg van de Hoge Raad dient uit een beoordeling van alle omstandigheden op de datum van de levering te blijken dat het terrein bestemd is om te worden bebouwd. Aanwezige bebouwing sluit niet uit dat sprake is van onbebouwde grond. Voorwaarde is dat deze bebouwing in verhouding tot de omvang verwaarloosbaar klein is.

De rechtbank Gelderland heeft een terrein van 2.350 m2, waarop een theekoepel, een verhard pad en een fietsenstalling aanwezig waren ten tijde van de levering, als bouwterrein aangemerkt. Een deel van het perceel bestond uit een monumentale tuin. De oppervlakte van de bebouwing bedroeg ongeveer 3% van het perceel. Volgens de rechtbank is dat zo gering, dat de bebouwing als verwaarloosbaar moet worden beschouwd. Uit het feit dat het pad en de fietsenstalling na de levering zijn verwijderd, heeft de rechtbank afgeleid dat deze bebouwing naar zijn aard ondergeschikt was aan de onbebouwde grond. De theekoepel was een monument en mocht niet verwijderd worden. De rechtbank heeft het standpunt van de verkoper dat slechts een deel van het perceel, namelijk het bouwvlak van 270 m2, kwalificeerde als bouwterrein afgewezen. Volgens de rechtbank moet de levering van gehele perceel als één (rechts)handeling worden beschouwd. Die rechtshandeling had de levering van een bouwterrein tot voorwerp.

Ontslag op staande voet vanwege diefstal

Bij het eindigen van een arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. Dat is niet het geval als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De kantonrechter kan in die situatie de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen als het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

In het geval van een ontslag op staande voet van een ambtenaar wegens diefstal van een gebruikt fietszadel uit een opslag van de gemeente heeft de kantonrechter de uitzondering op de regel ten aanzien van de transitievergoeding toegepast. De ambtenaar had zich niet eerder aan integriteitsschendingen schuldig gemaakt. De waarde van het door hem ontvreemde fietszadel was gering. De kantonrechter heeft de helft van de normaal verschuldigde transitievergoeding toegekend, verhoogd met de wettelijke rente over dit bedrag.

Loonvordering uitzendkracht jegens opdrachtgever afgewezen

Een werknemer heeft in de jaren 2014 en 2015 via een uitzendbureau bij een opdrachtgever gewerkt. In 2018 heeft de werknemer bij de kantonrechter een loonvordering tegen het uitzendbureau ingesteld. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. Omdat dit vonnis door ontbinding van het uitzendbureau niet ten uitvoer kon worden gelegd, heeft de werknemer de opdrachtgever aangesproken tot betaling van dezelfde bedragen. De kantonrechter heeft deze vordering van de werknemer grotendeels afgewezen. De opdrachtgever kon niet weten dat het uitzendbureau de werknemer heeft onderbetaald. Dat betekent dat de opdrachtgever zich niet schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad.

Volgens de kantonrechter is de reflexwerking van goed werkgeverschap op een inlener van personeel beperkt. In dit geval was van handelen in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap door de opdrachtgever geen sprake. Evenmin was sprake van ongerechtvaardigde verrijking door de opdrachtgever als gevolg van onderbetaling van de werknemer door het uitzendbureau. De kantonrechter heeft op grond van ketenaansprakelijkheid een gering deel van de vordering toegewezen. Dat betrof een over de maand juli 2015 te weinig betaald bedrag van € 166,86 bruto. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is iedere werkgever in de keten aansprakelijk voor de voldoening van het loon. In dit geval is sprake van een onherroepelijke veroordeling van het uitzendbureau om het loon te voldoen. De opdrachtgever moet dit loon voldoen, ondanks dat hij de hiervoor overeengekomen vergoeding aan het uitzendbureau heeft betaald.

Nota van wijziging wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het wetsvoorstel fiscale kwalificatie van rechtsvormen ingediend. Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de open commanditaire vennootschap (cv) af te schaffen per 1 januari 2024. Hierdoor zou in bepaalde situaties de bronbelasting op dividenden, die op per 1 januari 2024 in werking treedt, achterwege kunnen blijven. Nu de open cv pas op 1 januari 2025 komt te vervallen, wordt in 2024 mogelijk bronbelasting geheven, doordat in Nederland open cv’s fiscaal als niet-transparant gekwalificeerd worden en in het buitenland als transparant. Door de nota van wijziging wordt in bepaalde situaties vanaf 1 januari 2024 geen bronbelasting op dividenden geheven van een open cv of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam. In plaats daarvan wordt bij de achterliggende gerechtigden bepaald of sprake is van belastingplicht voor de bronbelasting op dividenden.

De maatregel geldt alléén voor de bronbelasting op dividenden. Een open cv kan in 2024 wel belastingplichtig zijn voor de bronbelasting op rente en royalty’s.

Gewijzigde STAP-regeling gepubliceerd

De ministers van SZW en van OCW hebben begin juli in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat het resterende STAP-budget alleen kan worden ingezet voor OCW-erkende opleidingen. Dat is in lijn met een motie van de Tweede Kamer. De aldus aangepaste regeling is in de Staatscourant geplaatst. De STAP-regeling stopt per 1 januari 2024. In 2023 zijn er nog twee aanvraagtijdvakken.

De startdatum van het septembertijdvak is verschoven naar maandag 18 september. In november volgt het laatste tijdvak voor de STAP-regeling. Gelet op de beperking van het aanbod en de verwachting dat er minder vraag zal zijn naar STAP-subsidie hebben de bewindslieden besloten om per resterend tijdvak in 2023 een budget van € 10 miljoen beschikbaar te stellen. Dat betekent dat niet het gehele STAP-budget voor 2023 wordt besteed.

Omdat OCW-erkende opleidingen arbeidsmarktgericht zijn is het afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid van opleidingen geschrapt uit de regeling. Ook de eis dat scholing marktconform geprijsd moet zijn is vervallen. Voor een groot deel van de OCW-erkende scholing is een wettelijk vastgesteld les-, cursus- of collegegeld verschuldigd.

Het scholingsregister wordt voor de laatste aanvraagtijdvakken opgeschoond om te voorkomen dat subsidie wordt verstrekt voor niet-OCW-erkende scholing.

Kaderovereenkomst grensoverschrijdend telewerk

Grensoverschrijdend thuiswerk is sinds de COVID-19-pandemie in omvang toegenomen. Tijdens de pandemie zijn tijdelijke maatregelen getroffen om te voorkomen dat de bevoegdheid op het gebied van de sociale zekerheid van de werknemer zou wijzigen door de toegenomen omvang van thuiswerken. Deze maatregelen golden tot en met 30 juni 2023.

Vooruitlopend op aanpassing van de Europese coördinatieverordeningen inzake sociale zekerheid is een kaderovereenkomst tot stand gekomen. De overeenkomst is ondertekend door Nederland, België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Kroatië, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden en Zwitserland. De kaderovereenkomst is van toepassing op werknemers, die in hun woonland 25% of meer van hun arbeidstijd thuiswerken en daardoor onder de wetgeving van hun woonland zouden vallen volgens de normale Europese toedelingsregels. De toepassing is beperkt tot werknemers met één werkgever of met meerdere werkgevers, die allemaal in dezelfde lidstaat zijn gevestigd. De werknemers dienen gewoonlijk te werken in de staat waar de statutaire zetel van hun werkgever is gevestigd en hun telewerk gewoonlijk te verrichten in de staat waar zij wonen.

Op grond van de kaderovereenkomst kunnen de werknemer en de werkgever een verzoek indienen om te worden uitgezonderd van reguliere toewijzing van de toepasselijke wetgeving op het gebied van de sociale zekerheid.

De minister van SZW heeft de kaderovereenkomst in de Staatscourant geplaatst.