Tarieven vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting kent twee tarieven. In de eerste schrijf geldt het lage tarief. Daarboven geldt het hoge tarief. De schijfgrens voor het lage tarief in de vennootschapsbelasting wordt per 1 januari 2023 verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Tegelijk gaat het lage tarief omhoog van 15 naar 19%. Het hoge tarief, dat in 2023 geldt vanaf € 200.000, blijft 25,8%. In 2024 wordt het lage tarief in de vennootschapsbelasting geëvalueerd.

30%-regeling

Voor bepaalde werknemers, die vanuit een ander land naar Nederland komen om hier te werken, geldt dat de extra kosten van het tijdelijk verblijven in Nederland onbelast mogen worden vergoed. Dat kan op declaratiebasis. Onder voorwaarden kan hiervoor de 30%-regeling worden toegepast. Deze regeling houdt in dat een werkgever maximaal 30% van de bruto beloning van de werknemer onbelast kan vergoeden. Uit een evaluatie blijkt dat de forfaitaire vergoeding boven een loon van € 100.000 minder goed aansluit bij de gemaakte kosten. Voorgesteld wordt om de 30%-regeling per 1 januari 2024 te beperken tot het bedrag van de Balkenende-norm. Dat is de maximale beloning volgens de Wet Normering Topinkomens. Het normbedrag in 2022 is € 216.000. Dat houdt in dat binnen de 30%-regeling maximaal € 64.800 (30% van € 216.000) onbelast kan worden vergoed.

Er komt een overgangsregeling voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast. Voor deze groep geldt dat de aftopping van de 30%-regeling pas toepassing vindt vanaf 1 januari 2026.

Heffingskortingen

Arbeidskorting

Een belastingplichtige, die arbeidsinkomen geniet, heeft recht op de arbeidskorting. Dat is een heffingskorting die volgens een gecompliceerde berekening wordt vastgesteld. Afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen stijgt of daalt de arbeidskorting met een bepaald percentage. Voor 2023 zijn de bedragen aangepast. Het maximum bedraagt € 5.052 (2022: € 4.260) bij een arbeidsinkomen van € 37.626 (2022: € 36.649). Boven dat arbeidsinkomen daalt de arbeidskorting met 6,51% (2022: 5,86%) van het meerdere arbeidsinkomen.

IACK

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting voor alleenstaande ouders en minstverdienende partners, die arbeid en zorg voor jonge kinderen combineren. Voorgesteld wordt om de IACK per 1 januari 2025 af te schaffen, behalve voor ouders met een of meer kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren. Dat betekent dat de IACK per 1 januari 2037 komt te vervallen, omdat dan alle kinderen, die zijn geboren vóór 1 januari 2025, de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt. Daardoor bestaat dan voor geen enkele ouder nog recht op de IACK.

Algemene heffingskorting

De algemene heffingskorting (AHK) is een korting van maximaal € 3.070 (2022: € 2.888) voor iedere belastingplichtige voor de inkomstenbelasting. Voor belastingplichtigen met een inkomen in box 1 van meer dan € 22.660 (2022: € 21.317) wordt de korting verminderd met 6,095% (2022: 6,007%) van het meerdere. Bij een inkomen ter hoogte van het begin van de hoogste tariefschijf in box 1 van € 73.031 (2022: € 69.398) bedraagt de AHK nihil.

De afbouw van de AHK wordt met ingang van 2023 afhankelijk van de hoogte van het verzamelinkomen. Dat is de som van de inkomens in box 1, box 2 en box 3, verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen. Hiermee wordt bereikt dat inkomen uit vermogen (box 2 en box 3) in het afbouwtraject van de AHK onder omstandigheden zwaarder wordt belast.

Box 2

Als dekking voor het rechtsherstel van box 3 wordt de belastingheffing in box 2 met ingang van 2024 verdeeld in twee schijven. Voor de eerste schijf van € 67.000 geldt dan een basistarief van 24,5%. Daarboven geldt een tarief van 31%. Dat moet aanmerkelijkbelanghouders stimuleren om de bv jaarlijks dividend uit te laten keren. Inkomen uit aanmerkelijk belang is een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel, dat aan beide partners kan worden toegerekend. Dit houdt in dat voor partners het lage tarief geldt tot een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 134.000, mits zij ervoor kiezen het inkomen gelijk over hen te verdelen. De tariefgrens zal jaarlijks worden aangepast aan de inflatie.

Aanslag forensenbelasting te vroeg opgelegd

Forensenbelasting kan worden geheven van natuurlijke personen die in een gemeente, waar zij niet hun hoofdverblijf hebben, gedurende meer dan negentig dagen in een kalenderjaar de beschikking hebben over een gemeubileerde woning.

De rechtbank Noord-Nederland heeft enkele aanslagen forensenbelasting vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanslagen voortijdig opgelegd. De handelwijze van de gemeente is als volgt. De aanslagen forensenbelasting worden aan het begin van het belastingjaar opgelegd. Indien bezwaar wordt gemaakt, verleent de gemeente uitstel van betalingIn november van het belastingjaar vraagt de gemeentelijke heffingsambtenaar de verhuurgegevens op van woningen waarvoor een aanslag is opgelegd. Als dan blijkt dat de recreatiewoning niet meer dan negentig dagen aan de eigenaar of zijn gezin ter beschikking heeft gestaan, wordt de aanslag ingetrokken.

Uit de gemeentelijke belastingverordening volgt dat forensenbelasting materieel verschuldigd is zodra in een kalenderjaar een woning op meer dan negentig dagen ter beschikking heeft gestaan. Vanaf dat moment kan de materiële verschuldigdheid van de forensenbelasting worden vastgesteld en kan de aanslag in de forensenbelasting worden opgelegd. Ten tijde van het opleggen van de aanslagen over 2021 waren er in dat kalenderjaar minder dan negentig dagen verstreken. Dit betekent dat de materiële verschuldigdheid van de forensenbelasting voor het jaar 2021 nog niet kon worden vastgesteld. Het opleggen van de aanslagen forensenbelasting is daarmee in strijd met de gemeentelijke belastingverordening. De verordening kent niet de mogelijkheid van voorlopige aanslagen forensenbelasting.

Terugvragen in 2021 betaalde buitenlandse btw

Ondernemers, die in 2021 in een ander EU-land btw hebben betaald, kunnen deze btw terugvragen wanneer zij in dat land geen aangifte doen. Een verzoek om teruggaaf over 2021 moet vóór 1 oktober 2022 zijn ingediend. Dat kan via de website van de Belastingdienst: https://eubtw.belastingdienst.nl/netp/. Verzoeken die later binnenkomen worden mogelijk niet meer in behandeling genomen. Voor een verzoek om teruggaaf zijn inloggegevens nodig. Wanneer het een eerste verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land betreft, moeten inloggegevens worden aangevraagd. Volgens de Belastingdienst kan het tot vier weken duren voordat de inloggegevens worden verstuurd.

Voorwaarden verzoek teruggaaf

Om btw uit een ander EU-land terug te vragen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:

  • de onderneming is in Nederland gevestigd;
  • de btw heeft betrekking op goederen en diensten die voor met btw belaste bedrijfsactiviteiten worden gebruikt;
  • de onderneming doet in het EU-land, waar de btw wordt teruggevraagd, geen aangifte voor de btw. Doet de onderneming in het buitenland wel aangifte, dan kan de btw daar als voorbelasting in aftrek worden gebracht.

Verzoek om teruggaaf niet mogelijk

Een verzoek om teruggaaf van btw uit een ander EU-land is niet mogelijk als:

  • geen sprake is van ondernemerschap voor de btw; of
  • de onderneming uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht.

Behandeling verzoek

De Belastingdienst van het EU-land waar de btw wordt teruggevraagd reageert binnen vier maanden bij beschikking op het verzoek om teruggaaf. Een verzoek kan geheel of gedeeltelijk worden goedgekeurd of afgekeurd worden. Als het verzoek wordt goedgekeurd, volgt de betaling uiterlijk binnen tien werkdagen na afloop van de termijn van vier maanden.

Drempelbedragen

Voor een verzoek om teruggaaf van buitenlandse btw gelden drempelbedragen. Voor een verzoek over een heel kalenderjaar of het resterende deel van een kalenderjaar geldt een drempelbedrag van € 50. Voor een verzoek over minder dan een kalenderjaar maar over ten minste drie maanden geldt een drempelbedrag van € 400.

Bijlagen bij verzoek

Afhankelijk van het EU-land waar btw wordt teruggevraagd moeten mogelijk facturen of invoerdocumenten worden meegestuurd. Op de website van de Belastingdienst is te vinden welke vereisten gelden per EU-land. Omvat een verzoek om teruggaaf een creditfactuur, dan moeten er mintekens voor het factuurbedrag en het btw-bedrag worden geplaatst zonder spatie tussen het minteken en het bedrag. Een creditfactuur die betrekking heeft op een factuur die in een eerder verzoek om teruggaaf is meegenomen moet aan het eerstvolgende verzoek om teruggaaf worden toegevoegd.

Uitvoering rechtsherstel box 3

De Belastingdienst heeft alle belastingplichtigen, die een bezwaarschrift tegen de belastingheffing in box 3 voor de jaren 2017 tot en met 2020 hebben ingediend, bericht gestuurd. Dat is gedaan in het kader van de rechtsherstelactie.

Op 22 augustus is de Belastingdienst gestart met de verzending van aanslagen inkomstenbelasting 2021 aan mensen met inkomen in box 3. Deze aanslagen worden gefaseerd verstuurd. Volgens planning worden de laatste definitieve aanslagen inkomstenbelasting over 2021 half december verstuurd. De aanslagen worden opgelegd op basis van de spaarvariant als dat gunstiger is voor de belastingplichtige dan het oude stelsel. Personen, die in de aangifte over 2021 de verdeling van inkomen of aftrek van zorgkosten of giften willen aanpassen, kunnen hun aangifte online aanpassen. Op de website van de Belastingdienst is een nieuwe versie van het aangifteprogramma beschikbaar.

Nog niet duidelijk is of aan de groep belastingplichtigen, die geen bezwaarschrift hebben ingediend tegen de box-3 heffing een vorm van tegemoetkoming kan worden geboden.

Verzoek vernietiging opzegging te laat

De kantonrechter heeft de bevoegdheid om op verzoek de opzegging van een arbeidsovereenkomst te vernietigen. Een dergelijk verzoek moet bij de kantonrechter worden ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Deze termijn kan niet worden gestuit, geschorst of verlengd omdat werknemer en werkgever zo snel mogelijk duidelijkheid moeten hebben over de vraag of er nog rechten en verplichtingen tussen hen bestaan. Dat betekent dat een te laat ingediend verzoek om de opzegging te vernietigen niet inhoudelijk wordt behandeld.

De kantonrechter heeft in een procedure geoordeeld dat een verzoek om vernietiging van de opzegging te laat is gedaan. Het maakte daarvoor niet uit of wordt uitgegaan van de datum van opzegging, van de dag waarop de arbeidsovereenkomst volgens de uitdienstbrief is beëindigd of van de dag waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen. In alle gevallen was de termijn van twee maanden ruim verstreken. Hof Arnhem-Leeuwarden is het in hoger beroep met het oordeel van de kantonrechter eens.

De werknemer voerde in hoger beroep aan dat sprake was van zeer uitzonderlijke omstandigheden, waardoor zijn verzoek om vernietiging van de opzegging wel ontvankelijk zou moeten zijn. Naar zijn mening heeft de werknemer met zijn als opzegging aangemerkte e-mail aan de werkgever zich ziekgemeld. Pas naar aanleiding van een bericht van de werkgever van bijna een jaar later zou hij zich hebben gerealiseerd dat zijn arbeidsovereenkomst beëindigd was. Gelet op alle feiten en omstandigheden concludeerde het hof dat het besef dat zijn arbeidsovereenkomst was beëindigd al veel eerder moet zijn ontstaan.

Kanttekeningen bij evaluatie bedrijfsopvolgingsregeling

Werkgeversorganisaties hebben een reactie op de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) naar de Tweede Kamer gestuurd. De conclusie van de evaluatie is dat de BOR doeltreffend, maar niet doelmatig is. De BOR heeft als doel te voorkomen dat belastingheffing een belemmering vormt voor economisch gewenste bedrijfsoverdrachten. De heffing van erf-, schenk- en inkomstenbelasting kan bij de verkrijging van ondernemingsvermogen leiden tot liquiditeitsproblemen, waardoor de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De BOR wordt vaak door familiebedrijven toegepast.

Volgens de evaluatie is de BOR doeltreffend omdat door deze regeling de erf- en schenkbelasting (vrijwel) geen gevaar vormen voor de continuïteit van ondernemingen. De BOR is volgens de evaluatie niet doelmatig, omdat in drie kwart van de gevallen voldoende vrije middelen beschikbaar zijn om belasting te kunnen betalen. Als alternatief voor de BOR wordt in het evaluatierapport een verruimde betalingsregeling voor de verkrijger genoemd.

De werkgeversorganisaties menen dat een betalingsregeling een negatief effect heeft op de financiële positie van de onderneming. De erfgenaam of ontvanger van de schenking van het bedrijfsvermogen zal de schenk- of erfbelasting moeten voldoen uit toekomstige dividenden. De dividendpolitiek van de onderneming wordt daarmee bepaald door de privépositie van de aandeelhouder en niet door de economische positie van de onderneming. Verkoop van een deel van de aandelen is niet altijd mogelijk om liquide middelen te verwerven waarmee de belastingschuld kan worden voldaan.

De evaluatie toont volgens de werkgeversorganisaties aan dat de verschillen ten aanzien van liquiditeit tussen grote en kleine ondernemingen en tussen schenken en vererven zodanig groot zijn, dat geen eensluidende conclusie kan worden getrokken voor alle bedrijven. De BOR kan op een aantal punten verbeterd worden. Daarover willen de organisaties graag met het kabinet in gesprek.

Onbelaste thuiswerkvergoeding na indexatie in 2023 naar € 2,13

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de onbelaste thuiswerkvergoeding beantwoord. In de loonbelasting geldt een gerichte vrijstelling voor de kosten die werknemers maken bij thuiswerken. Een gerichte vrijstelling gaat niet ten koste van de vrije ruimte. Met de onbelaste thuiswerkvergoeding wordt werkgevers ruimte geboden om tot een bepaald bedrag thuiswerkkosten van werknemers vrij van loonheffingen te vergoeden. Werkgevers bepalen vervolgens zelf of zij hun werknemers tegemoet willen komen in de kosten die deze werknemers maken in verband met thuiswerken.

In augustus 2021 heeft het Nibud berekend dat de gemiddelde kosten om thuis te werken ongeveer € 2 per werkdag per persoon bedragen. In maart 2022 heeft het Nibud berekend dat thuiswerken door de gestegen energieprijzen duurder is geworden en uitkomt op ongeveer € 3,05 per werkdag per persoon. De staatssecretaris is niet van plan de gerichte vrijstelling van € 2 per dag te verhogen. Wel wordt deze vrijstelling jaarlijks geïndexeerd. Uitgaande van de verwachte tabelcorrectiefactor van 1,063 bedraagt het vrijgestelde bedrag per 1 januari 2023 € 2,13.

Bij de evaluatie van de werkkostenregeling zal bekeken worden of het bedrag van de vrijstelling nog strookt met de gemiddelde werkelijke kosten die werknemers maken. De evaluatie staat gepland voor 2023 of 2024.